Convergentie
Samenkomst in één punt. Onder convergentie verstaan meteorologen het samenstromen van lucht. Als dit vlakbij het aardoppervlak gebeurd, wordt de lucht naar boven gedrongen. In een lagedrukgebied stroomt de lucht spiraalvormig richting het centrum van lage druk. In het centrum van het lagedrukgebied gaat de lucht daarom ook omhoog.
Het omgekeerde is het geval bij een hogedrukgebied, daar vindt convergentie boven in de atmosfeer plaats en divergentie bij de grond. Dit zocht voor dalende bewegingen in de kern van het hogedrukgebied. Convergentie hangt samen met drukverschillen maar ook bergen kunnen een rol spelen.
Ook wordt er vaak gesproken over convergentiezones. Dit is een deel van de atmosfeer waar convergentie plaat vindt. Dit kunnen grote zones zijn zoals de intertropische convergentiezone, die een rondje om de aardbol maken, maar ook kleinere lijntjes die door de zeewind worden gevormd. Alle convergentiezones worden geassocieerd met slecht weer, van bewolking tot zwaar onweer.
Convergentielijn
Een convergentielijn is een lijn of een zone waar de wind in de onderste luchtlagen samenkomt of convergeert. Hierdoor kan er horizontaal bekeken een “overschot” aan lucht ontstaan, zodat er verticale bewegingen volgen die kunnen leiden tot wolken en mogelijk ook neerslagvorming, zelfs met hevig onweer. In principe zijn fronten ook convergentielijnen, maar die worden hier buiten beschouwing gelaten. Convergentielijnen zijn minder grootschalig en vormen geen echte scheiding tussen luchtmassa’s.
Bij een convergentielijn kan de wind vanuit totaal verschillende richtingen samenstromen, bijvoorbeeld uit het zuidwesten en het noordoosten. Convergenties treden ook op wanneer de wind extra wrijvingskrachten ondervindt. Zo zal een zeewind op land door de grotere wrijving wat van richting veranderen. Er is dan niet alleen een samenstromen van lucht door de richtingsverandering, maar ook door het afnemen van de windsnelheid. Het reliëf, zoals ook de Ardennen, kan de wind doen afwijken met convergenties als gevolg. De Ardennen zijn onder andere hierdoor gevoeliger voor buien en onweer.
Voorbeeld van kustconvergentie (bron DWD). De westenwind op zee draait op het land naar het zuidwesten tot het zuiden en neemt in kracht af. Dit veroorzaakt convergenties met eventueel neerslag.
De meest klassieke en soms uitgestrekte convergentielijn treft men af en toe aan op zeer warme zomerdagen. Zij wordt op onze weerkaarten getekend als een oranje “visgraatlijn”. Dit type van convergentielijn ontstaat vooral boven het centrale deel van Frankrijk en kan later naar onze streken opschuiven. In sommige streken wordt de lucht zo sterk opgewarmd (nog meer dan in de omliggende gebieden) dat ze begint te stijgen. In de hogere luchtlagen boven de warmste zone zal er een kleine “overdruk” ontstaan en zal er lucht horizontaal wegstromen (bij de zeebries, die men ook kan beschouwen als een convergentielijn, is hetzelfde principe aanwezig). Het resultaat is dat de luchtdruk aan de grond (een beetje) daalt. In het drukpatroon is dan een kleine uitstulping van lage druk terug te vinden. We spreken van een thermische vore. In sommige gevallen kan de druk sterker dalen en kan de vore zich tot een klein lagedrukgebiedje omvormen. Dit is dan een thermisch lagedrukgebiedje. Vooral in vochtige lucht kunnen convergentielijnen in de zomer zeer hevig onweer veroorzaken met gevaar voor zware windstoten, veel neerslag en hagel. Kijk ook naar de radarbeelden onder het weerwoord “frontaal onweer”.
Een koufront nadert onze streken vanuit het westen. In de warme lucht voor het koufront bevinden zich twee convergentielijnen. De drukdalingen rond de convergentielijnen zijn op deze grootschalige kaart beperkt maar dit belet niet dat er hevig onweer kan ontstaan. Het eigenlijke koufront geeft in dergelijke situaties vaak veel minder slecht weer (bron MetOffice).
Bron: http://www.meteo.be/